Opgaande Lijn

Als jongen, me niet overdreven hevig verdiepend in de surrea- en existentialisten, kwam ik eens tot de uitspraak dat stilstaan een extreme vorm van lopen is. En daar sta ik nog steeds achter. Mede door de lauwe reacties van mijn omgeving ben ik er in ieder geval zelf nooit toe gekomen om éen en ander uit te werken en iemand die dat mogelijk achter mijn rug om wél gedaan heeft is er bij mijn weten nooit een BN-er mee geworden. Niet dat de mens veel heeft aan een dergelijk axioma heeft, want bijvoorbeeld poli- of artistiek brokkel je er weinig mee in de melk, al breng ik misschien nu toch iemand op een idee.
We kunnen bovenstaande uitspraak niet zomaar en naadloos transponeren naar andere disciplines dan lopen. Neem nou bijvoorbeeld applaudisseren: níet applaudisseren is géen extreme vorm van dat wél doen. Veel en vaak klappen is er wel een vorm van.

Neem bijvoorbeeld nú: we luisteren rechtstreeks op de radio naar de zaterdagmiddagmatinée in Het Concertgebouw. Uitgevoerd wordt de opera ‘Telemaco’ van Alessandro Scarlatti (de Vader van…) en we zijn intussen aanbeland in de tweede acte. E en ik liggen er nog niet helemaal van onder tafel, maar volgen de ontwikkelingen toch tamelijk nauwgezet. Na de eerste acte werd flink geklapt en dat zette een toon waarvan we nu de gevolgen te dragen hebben. Het geval wil dat dit werkstuk uit 1718 zwanger is van, tesamen, 53 ensembles, maar vooral aria’s, waarvan van laatste de frequentie intussen flink aan het oplopen is. Aangezien er, de concert-etiquette getrouw, na het eerste deel al niet geapplaudisseerd had mogen worden maar dat toch plaatsvond, is nu het hek helemaal van de dam: op elke aria van háar volgt nog net geen gejuich maar de volumeknop moet toch steeds een tikkie terug worden gedraaid als de reactie van het publiek volgt. En de zaal is, net als altijd, afgeladen, al belde vriendin en kwieke vertaalster M vanochtend vroeg E om te vragen of ze zin had om op haar abonnement mee te gaan want haar reguliere gezelschap is ziek. E (en ik) waren nog niet op en we zouden om 17.00 uur de opening van Andrei Roiter’s tentoonstelling bij Galerie Akinci bezoeken. Nu zitten we dus voorlopig nog thuis, beschaafd, ons rustig houdend en nieuwsgierig, van het concert te genieten, al ben ik niet helemaal kapot van de soliste. Voor de solist werd eerst niet, daarna aarzelend, maar nu ook steeds uit volle borst met een open doekje gewapperd. Intussen is er in de zaal voor de rust gefloten. Die zal wel een kwartiertje in beslag nemen, maar het totaal is gepland om tot vijf uur te duren en we spreken nu half vier, dus een dik uur zal er nog wel komen al verwacht ik, vanwege de publieksparticipatie in het tijdsbestek, een stevige uitloop. Oh God zeg!, ze gaan per direct en gezwind door en het eerste handsaluut is alweer geweest en nu hebben we een duet bereikt dus dat zal nog eens extra heibel opleveren. Nou ja, ik bedoel maar: je kan niet altijd het éen naast het ander leggen.

Al enige tijd baart het me zorgen dat de deodorantfabrikanten het aantal uren geurbescherming van hun product erg aan het laten oplopen zijn. Net als Simon Carmiggelt ben ik geen groot liefhebber van douchen en van andere activiteiten die een uitstel zijn van iets zinvollers. In de huidige tijd is dat een zegen in vermomming want douchen kost geld. Niet zoveel als het aanleggen van snelwegen, maar aan het eind van de maand krijg je wel de rekening gepresenteerd. Wim T. Schippers liet Van Oekel, terwijl hij in bad zat, ooit luid uitroepen of daar geen pil voor bestond, voor dat badderen. Die in Sjef diepgewortelde gedachte zal eerder al wel bij Wim postgevat hebben omdat hij een erg gedreven mens is, in denken en doen. ‘Plonger, c’est mourir un peu’, zal de onderliggende filosofie zijn, vermoed ik. Die alsmaar stijgende effectiviteit van de deo-werking helpt ons natuurlijk zeer, maar hoe ver gaat dat? Krijgen we binnenkort een product dat eens per vijftien jaar aangebracht, ingenomen of geïnjecteerd dient te worden? Ik vraag me dus af of er sprake is van een lineaire ontwikkeling.

De afgelopen tientallen jaren is er, in vergelijkbaar opzicht, een ontwikkeling gaande in de kwaliteit van ons wc-papier. Eerst betrof het, voor zover ik me herinner, nogal grauw gekleurde enkellaagse velletjes waarvan we er steeds twee gebruikten, dubbel, om te beginnen met het ontbruinen, nog een keer vouwen voor een zuinig hergebruik en dan de volgende set velletjes. In Frankrijk was alles erger… De strijd tussen de concurrenten, die elkaars billen de maat namen, liep in de loop van de tijd op van tweelagig naar drie en vier en veganistisch. Mijn verwachting is dat het comfort door meer lagen verder toenemen zal, parallel aan het aantal mesjes in een scheerkrabbertje. Maar wanneer wordt er een kritische grens bereikt? Zal er aan onze eisen van genoegdoening voldaan zijn wanneer het aantal van 38 lagen, mits de afweging tussen luxe en prijs in balans blijft, bereikt is? Of zal er sprake zijn van eerst een toe- en daarna een afname die eigenlijk al, volgens de zogenaamde ‘Laffer-curve’ (bij te veel lagen keert de consument, poepend en zuchtend, op zijn schreden terug!) te voorspellen valt?

Nog een voorbeeld: Gisteren verliet ik, voor het boodschappen, mijn flatgebouw. Over de cour die ik met veel mensen deel schuifelde een oudere dame achter een rollator. Achter zo’n ding heb ik ook wel eens geschuifeld, kort nadat ik succesvol aan een gevalletje heupfractuur was geopereerd. Ik vond dat helemaal niks, vooral omdat de handgrepen altijd parallel aan moeder aarde lopen en niet schuin op je houding zijn gericht; daardoor wordt er nogal wat gevraagd van je polsen, wat vervelend is, ‘to put it mildly’, want je hebt juist ergens anders last van en ze lijken me niet bedoeld om nieuwe klachten te veroorzaken. Echter, het hulpmiddel waarachter de ongetwijfeld veel boeken lezende bejaarde liep, zag er nogal modern uit. Om te beginnen was het apparaat wit, wat tamelijk uitzonderlijk is omdat ze meestal uitgevoerd zijn in de complementaire kleurvariant en, op z’n hoogst een beetje toegevoegd, nogal saai blauw. Opvallend waren ook de vleugelachtige uitsteeksels over de achterwieltjes. Die lijken me rijkelijk overbodig want van in een mist opgerakeld water dat de achtervolgers het zicht kan ontnemen lijkt me zelden sprake. Toch schoot me te binnen dat dit innovatieve model recentelijk in de windtunnel was ontwikkeld en dat het gebruiksgemak, door een veel lagere CW-waarde, beduidend was toegenomen. Binnenkort zullen we wel rollators met brede banden waarnemen, inclusief een batterij, zodat we, naast door al die nieuwe fietsen, ook door hen voorbij gesnord zullen worden, al zullen we ook altijd door mensen níet ingehaald worden en dat hebben we dan in het geheel niet in de gaten. Laat dat een geruststellende gedachte zijn.
Ik blijf, hoe dan ook, in brede zin alert, vandaar dit bericht, maar houd in ‘s hemelsnaam zelf ook je ogen en oren open!

Gepubliceerd door hnsgls

Het is me intussen, omdat het me inviel, duidelijk geworden dat ik vignetten schrijf. Geen korte verhalen. Een soort broche, dus, of een dasspeld of een oorbel die ik aan mijn leven vastprik. Dat er thematisch weinig touw aan vast te knopen valt neem ik op de (ver)koop toe. Terugkerende gegevens zijn de beeldende kunst, architectuur, de liefde, taal en mijn wens om zoveel mogelijk zaken in het leven met elkaar te verbinden. Daarnaast publiceer ik af en toe een e-mail die ik aan deze of gene schrijf of heb geschreven. Mijn profielfoto is dertig jaar oud en een deel van een portret van drie galeriehouders, Milco, Adriaan en mezelf, dat in 1990 gemaakt werd door Paul Blanca. Speels doel van Paul was, denk ik, om ons er zo ijdel mogelijk op te zetten en dat lukte goed.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: