Hoog Bezoek

Hier, boven De Jordaan, vliegt regelmatig nogal wat. Naast gevogelte met wisselend pluimage, bedoel ik. Afhankelijk van onderhoud aan landingsbanen op Schiphol en van de windrichting soms een aanhoudende stroom van vliegtuigen met het gestel reeds uitgeklapt. Daarnaast vaak helicopters van divers allooi: helaas de traumahelicopter, van de politie, ook een donkerblauwe waarvan ik denk dat die van de Kurunklukke Marenzjozee is en soms een Apache, tot de tanden toe gewapend (Why-1?). En dan heb je nog de voor vele honderden Euro’s voor rondvluchten te huren machines: weer van die helicopters, maar ook Cessna-achtige types en, voor als je het echt sjiek wil aanpakken, een Dakota. Die laatste, in vergelijking met de straalgemotoriseerde exemplaren, snort meer in plaats van te brullen. Anderhalf jaar geleden kwamen trouwens ook twee straaljagers aangedenderd. Die deden duidelijk een rondje om de Westerkerk (Why-2?). Overlast van hier tot gunter, dus, maar ja: dan moet je op de hei gaan wonen.

Maar gisteren kwam hier binnengevlogen, door de ruim openstaande ramen, éen van de grootste libellen die ons land rijk is. Het onverwachte van deze gebeurtenis (we zijn hier toch een eindje van Prinsen-, Brouwers- en Lijnbaansgracht verwijderd, laat staan van Het IJ) verhinderde ons om meteen tot determineren over te gaan. Sowieso vliegen insecten boven mijn expertisegebied. Ik kom nooit verder dan Een Hommel, Een Bij, Een Vlieg (al zijn er uitzonderingen: De Dagpauwoog, De Atalanta). Daarmee huldig ik natuurlijk wel allerlei vormen van genderneutraliteit, maar het blijft me, oudere Jonge Onderzoeker die ik ben, een onbeholpen gevoel geven.
Maar goed, wij zaten dus met onze ongenode gast die met zijn breedspannige vleugels tegen het plafond bleef stuiteren, af en toe rustend op de bovenste zoom van het gordijn, die zich op vier meter vijfenzestig van de vloer bevindt.

Eén van de eerste dingen die ik deed, als voorbereiding op het vangproces, was me naar de servieskast begeven om daar een grote glazen soepkom van het eenvoudigste model te selecteren met een doorsnede van 10 cm, waarvan ik vermoedde dat die flink genoeg zou zijn om het dier te huisvesten. Tevens moest ik iets kaartachtigs hebben om die kom mee te kunnen afdekken om hem pas buiten het raam de vrijheid terug te geven.
Omdat onze gevleugelde vriend, want zo waren we hem na tien minuten wel gaan beschouwen (angst of andere emoties behalve mededogen waren afwezig), zich bleef ophouden in de hoogste regionen van de kamer moest ik, wilde ik hem op vreedzame wijze te pakken krijgen, mijn toevlucht zoeken tot de prachtig aangelegde entresol waar zich voornamelijk E.’s bibliotheek bevindt. Daar stoot ik nog precies net niet mijn hoofd, maar zou ik me wel in de onnatuurlijke biotoop van de zich zetelende libelle bevinden. De kaart die ik, naast de soepkom, mee naar boven nam betrof de uitnodiging van Slewe Gallery voor de aanstaande opening van de tentoonstelling van Martina Klein (2 september 2022, 17.00-21.00 uur).
Om hem In Vlucht te houden verzocht ik E. om steeds aan het gordijn te wapperen als het beest daar even rust zocht. En warempel, ten tweede male (bij mijn eerste poging was hij me te snel af geweest) zette hij zich op het verzameld werk van Anton Tsjechov en kon ik rustig en voorzichtig de kom over het tere lichaam en de nog teerdere vleugels plaatsen en de kaart daarachter schuiven. Na wat spartelig gedoe bleek hij daarbinnen, toen ik eenmaal beneden aankwam, voor dood op zijn rug te zijn gaan liggen. Bij het buiten schudden van het glas vloog hij echter opgewekt de toekomst tegemoet.

Maar nú, zojuist, terwijl ik schrijf, een dag later dus, ik zweer het, is hij wéer bij ons naar binnen gevlogen (Why-3?). De rillingen vanwege dit toeval lopen me eventjes over de rug, mede omdat E. gisteren al verklaarde dat het voor het eerst in 46 jaar was (en daarvóor woonde ze ergens anders) dat een libelle hier bij haar op bezoek kwam. We zullen weer aan de slag moeten…

P. S.
Hoewel de libel zichzelf reeds een plek had verschaft toen ik boven aankwam en er dus geen vleugelgeraas meer te horen was, wist ik hem toch te lokaliseren. Deze keer niet op Tsjechov Compleet, maar (zie foto) op J. Krishnamurti’s ‘The Awakening of Intelligence’; niet zozeer mijn kop thee, maar het kan slechter geloof ik.
E. en ik namen nu even de tijd om hem deze keer wel een naam te kunnen geven en kwamen uit op vrijwel zeker de Blauwe Glazenmaker, waarvan ik hierboven reeds een foto inplakte.
Hierbij mijn amateuropname:

Na deze herhaalde ophef, inclusief het verslag doen aan u allen, ga ik aan een rokertje en daarna aan een half ossenworstje van de onvolprezen Jumbo, met mosterd.

Gepubliceerd door hnsgls

Het is me intussen, omdat het me inviel, duidelijk geworden dat ik vignetten schrijf. Geen korte verhalen. Een soort broche, dus, of een dasspeld of een oorbel die ik aan mijn leven vastprik. Dat er thematisch weinig touw aan vast te knopen valt neem ik op de (ver)koop toe. Terugkerende gegevens zijn de beeldende kunst, architectuur, de liefde, taal en mijn wens om zoveel mogelijk zaken in het leven met elkaar te verbinden. Daarnaast publiceer ik af en toe een e-mail die ik aan deze of gene schrijf of heb geschreven. Mijn profielfoto is dertig jaar oud en een deel van een portret van drie galeriehouders, Milco, Adriaan en mezelf, dat in 1990 gemaakt werd door Paul Blanca. Speels doel van Paul was, denk ik, om ons er zo ijdel mogelijk op te zetten en dat lukte goed.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: