De zaak ‘Betty’

Gerhard Richter – ‘Betty’, 1988 (663-5 in het Richter-acrchief) – olieverf op doek – 102 x 72 cm

Nadat ik eerder vandaag menig maal probeerde om éen van de vele (elke 2 minuten) laagvliegende vliegtuigen, inclusief de Westertoren, te fotograferen terwijl ze over De Jordaan denderden om daarna over te gaan op het doppen van de Tuinbonen is het nu de hoogste tijd om aandacht te wijden aan De Zaak Betty waarover op mijn Facebook-pagina de meningen over elkaar heen tuimelen.

Een tweede tekst op FB over een mooi portretwerk van Martial Raysse dat mij fascineerde, illustreerde ik onder andere met het schilderij ‘Betty’ van Gerhard Richter uit 1988. Naast vele duimpjes omhoog kwamen er ook iets uitgebreidere reacties, met als hoogtepunt de vraag van Philip Sajet wat er nou zo mooi was aan dit werk, met daaraan geknoopt zijn mening dat hem in algemene zin het werk van Richter als overbodig voorkomt. Onder andere Geert Schriever, Joop Stoop, Harmen Verbrugge en schrijver dezes mengden zich in de discussie, ook over appreciatie of afwijzing in algemenere zin. Maar we zijn er met z’n allen nog niet helemaal uit.

Affiniteiten en hun tegendelen ontstaan denk ik door hoe ons kijken zich heeft ontwikkeld, wat voor gedachtes over het geziene we in de loop van die tijd hebben gevormd en hoe we die gedachtes in ons hoofd als het ware hebben gecatalogiseerd. En onder andere tot wat voor idee, gevoel, eventueel waardering we zijn gekomen over het werk van een individuele kunstena(a)r(es). Dat alles omringd door en verweven met een hopelijk rijk veld vol bloeiende associaties (gekoppeld aan van alles en nog wat), die een ongeorganiseerd en zelfstandig leven kunnen en mogen leiden.

Gerhard Richter is geen ‘one trick pony’. Richter heeft een nogal forse weide vol pony’s die hij meestal te pas en vol overgave berijdt. Zijn voorbeeldige oeuvre-website is daar de uitbundige weerslag van. Ik ben geen kenner van zijn werk, maar heb intussen aardig wat van hem gezien en er zo mijn ideeën over gevormd.
Opvallend aan ‘Betty’ is dat het een schilderij betreft dat ik, al wist ik verder niets van Richter, meteen heel mooi zou vinden als ik het bij een kringloopwinkel aantrof. De voorstelling is, zoals ik op Facebook meldde, enigmatisch. Deze benoeming stoorde Philip Sajet; hij beschouwde mijn visie als eufemisme voor dat ik geen idee had…

Het schilderij heeft overduidelijk een foto van een jonge vrouw als uitgangspunt. Nou heb ik een enorme hekel aan heel veel schilderkunst die op fotografie is gebaseerd. In vrijwel alle gevallen omdat de cameralens niet alleen de voorstelling blijft dicteren, maar vooral de ‘betekenis’ van het ‘kunstwerk’.
Net als bijvoorbeeld Marlene Dumas in haar beste werken (en dat zijn er nogal wat) overstijgt bij ‘Betty’ de voorstelling haar oorsprong. De manier van schilderen is volledig anders dan die van de Amerikaanse fotorealisten, ook al maakten die, net als Dumas en Richter, heel bewust hun keuze voor een specifiek fotografisch uitgangspunt.
‘Betty’ moet als Hema-afdrukje al enigmatisch geweest zijn. Haar weggedraaide torso en het nog verder afgewende hoofd maken de voorstelling tot een non-portret, slechts herkenbaar voor iemand die Betty’s lichaamstaal goed kent (want laten we er maar van uit gaan dat de afgebeelde vrouw net zo heet als het schilderij). De uiterst zorgvuldige manier waarop Richter dit ‘portret’ schilderde mag worden geïnterpreteerd als heel erg liefdevol. En dan niet (alleen) vol liefde voor de geportretteerde, maar vol liefde voor de voorstelling, voor het schilderen en voor de verf zelf.
De foto moet Richter instant hebben meegedeeld: ‘Dit moet een schilderij worden, sterker nog: dit ‘is’ een schilderij! Ik moet het alleen nog maken.’ Dat laatste is natuurlijk het prerogatief van iemand met groot talent die weet dat hij over de gave beschikt om zoiets tot een overtuigend en geheel nieuw en zelfstandig resultaat te brengen. Moet daarom het resultaat meteen de volle honderd procent van de kijkers bekoren? Nee, natuurlijk niet.

Vanaf het mij bekende begin van zijn carrière is Richter geïnteresseerd geweest in het gedrag van- en gedoe met verf: mengen, opbrengen, uitsmeren, poezelen, verschuiven, et cetera, kortom: de handelingen en hun consequenties. Dat laatste wordt zelfs duidelijk in zijn Braun- en Grauvermalungen die op zichzelf, in decoratieve zin, nogal saai zijn, maar onontbeerlijk voor de hard-core collecties (ze zijn gelukkig stukken goedkoper dan menig ander werk).
Daarnaast is Richter denk ik erg geïnteresseerd in vormen van waarneming: licht, beweging, vorm, voorstelling, kleur, illusie. Door hemzelf, maar ook door de waarneming van de beschouwer, al neemt hij bij de op figuratie gebaseerde schilderijen natuurlijk zelf als eerste het onderwerp daarvan waar wanneer hij zijn keuze erop laat vallen.
Op zich zijn beide interesses natuurlijk al basis genoeg voor een mogelijk interessant oeuvre. Maar we hebben het nog niet eens gehad over de soms opmerkelijke onderwerpkeuzes van Richter in zijn figuratieve werk. En dat wil ik graag zo houden want daar zijn al boeken vol over geschreven.

‘Betty’ is nogal dromerig geschilderd, als met een weinig vaseline, alsof de figuur een hamstervachtje heeft. Tegen een lichtdonkere achtergrond is sprake van beperkt kleurgebruik: roze, wit, rood en goudblond. De huidskleur is vrijwel vlak opgebracht. De handen, waarop Betty leunt, zijn buiten beeld gebleven evenals het oppervlak waarop ze die laat rusten.
Van rechts naar links ‘lezen’ we de activiteit van het met de klok mee van de kijker wegdraaien: linkerarm, bovenlichaam, rechterarm, hoofd. Je zou kunnen spreken van een tere dynamiek in het beeld. Maar het komt niet over als een wegdraaien uit afkeer, schaamte of boosheid; het is een zelfbewuste activiteit, krachtig, zonder brutaal te zijn, maar net zo goed in zichzelf gekeerd. Haar kleding onderstreept haar stevige persoonlijkheid.
Waar ze zich naartoe wendt blijft ongewis, ze kijkt in dezelfde richting als waarin wij als kijker kijken, dus het kan in die zin de vraag oproepen waarnaar wíj kijken. Daarmee wordt ook haar beweging een beetje van ons.

Geert Schriever vindt het werk van Richter ‘urgent’, wat ik voor het gemak maar interpreteer als ‘van de hoogste orde’ en ‘belangwekkend om in het denken over beeldende kunst steeds paraat te hebben’. Gezien de plaats die het oeuvre van Richter is gaan innemen in de kunstgeschiedenis van de afgelopen 30, 40 jaar lijkt me dat correct. Evenzogoed hoeft dat niet te betekenen dat Richter over 100 jaar nog steeds die nummer 1 positie bekleedt op de ranglijst van éen van de meest geliefde en hoogst gewaardeerde kunstenaars. Vergeten zal niemand zijn werk, maar het kan net zo goed zijn dat hij in dezelfde schoenen komt te staan als die van, zeg maar, een Lourens Alma Tadema wiens werk ‘slachtoffer’ werd van schuivende interesses in de kunstwereld.
Voor Richter zelf en voor ons is dat al helemaal ongewis, want tegen die tijd is het enige wat wij nog kunnen doen: ons omdraaien in ons graf.

Gepubliceerd door hnsgls

Het is me intussen, omdat het me inviel, duidelijk geworden dat ik vignetten schrijf. Geen korte verhalen. Een soort broche, dus, of een dasspeld of een oorbel die ik aan mijn leven vastprik. Dat er thematisch weinig touw aan vast te knopen valt neem ik op de (ver)koop toe. Terugkerende gegevens zijn de beeldende kunst, architectuur, de liefde, taal en mijn wens om zoveel mogelijk zaken in het leven met elkaar te verbinden. Daarnaast publiceer ik af en toe een e-mail die ik aan deze of gene schrijf of heb geschreven. Mijn profielfoto is dertig jaar oud en een deel van een portret van drie galeriehouders, Milco, Adriaan en mezelf, dat in 1990 gemaakt werd door Paul Blanca. Speels doel van Paul was, denk ik, om ons er zo ijdel mogelijk op te zetten en dat lukte goed.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: