Omdat we wegens Corona nergens meer op uit of naar binnen mogen, behalve om eten, drank en een nieuwe bril aan te schaffen of een boek af te halen, én omdat we al bijna een half jaar verliefd zijn, missen we een hoop die we anders óok nog eens samen zouden hebben kunnen delen. Nou valt er binnenshuis en op het web meer dan genoeg te doen, morning, noon & night, maar we willen eindelijk wel eens een keer samen naar Het Museum. Want dat zijn we nooit geweest terwijl we allebei driekwart van ons leven aan de kunst hebben gegeven en met haar gedeeld.
Op zich hebben de collecties van bijvoorbeeld Het Rijks, Het Stedelijk, Het Van Abbe of Het Boijmans niet heel veel geheimen meer voor ieder van ons en om het eerste gezamenlijke bezoek aan Het Laatste te brengen moeten we natuurlijk wachten op een moment na de viering van ons eerste lustrum, want dat is voorlopig nogal tamelijk zeer buitengemeen gesloten wegens verbouwing, vernieuwing en ruzie. Op dit moment zijn we dus aan het droogzwemmen, of eigenlijk aan het kijken met droge ogen, al hebben we wel net 2, 3, 3½ nieuwe kunstwerken in huis waarvoor we proberen een respectabele plek te vinden.
Kunst op basis van je geheugen voor je schimmenoog visualiseren is, met enige ervaring, niet enorm moeilijk, al wordt de samenstelling van zo’n herinnering vooral bepaald door vroegere constateringen aan het werk en door de emoties die het geheel en bepaalde details “toentertijd” opriepen. In het museum kan ik, als het een beetje meezit, de mussen van het dak lullen over wat me beroert en E. is ook niet bepaald op haar artistieke mondje gevallen. Om een gesprek over kunst gaande te houden terwijl er net een persconferentie over het virus begint is conversatie van een andere orde. Dat kan nieuwe inzichten opleveren, niet alleen vanwege de gevoelens en ervaring van de ander, maar ook omdat je met je eigen ideeën kaatst. Wat je blijft missen is “de hitte” die van het originele kunstwerk afstraalt. Als het goed is tenminste.
Heb het maar eens over het werk van Robert Ryman dat, sinds enkele dagen na zijn dood in 2019, “op zaal” gehangen is in die afzichtelijke “Base”-opstelling. Offensichtlich vonden de laatste twee directeuren van het Stedelijk (en ook de huidige) het niet opportuun om Ryman’s werk eerder te tonen, terwijl het museum, dankzij Edy de Wilde, een brede collectie van zijn hand rijk is. En zoals ook het werk van Ellsworth Kelly al jaren wordt verdonkeremaand.
Robert Ryman – Untitled, 1972
Het formaat vermeldt het Stedelijk stompzinnig genoeg niet (nergens, nooit en het sterfjaar van de kunstenaar, zoals vermeld op hunnie z’n wep saait, zit er iets meer dan een decennium naast), maar ik schat 1,2 meter in het vierkant.
De meeste van Ryman’s schilderijen zijn ontzettend fris, wat geen wonder is omdat een waaier aan gradaties wit vaak een hoofdrol speelt. De keuze voor het in memoriam-werk lijkt echter gevallen te zijn op een schilderij, en niet klein ook, dat meerdere jaren bij een nogal veel sigaren rokende suppoost, of bij Rudi zelf thuis, heeft gehangen. Dus de lezer moet er zelf, bij bovenstaande afbeelding, een laag nicotine overheen denken. Maar E. kan het zich even niet voor de geest halen en ik kan zo’n schilderij ook niet goed uitleggen of mimen.
Waar we het wél over kunnen hebben is As I Opened Fire, het geweldige drieluik van Roy Lichtenstein uit 1964 dat in de presentatie prominent opduikt.
Bij dit schilderij is het zeker van belang om het van nabij te kunnen bekijken, om de finesses van het schilderkunstig ontstaan na te voelen, maar het laat zich op internet en in offset óok heel goed vermenigvuldigen, wat blijkt uit de prijzen die de eerste reproducties, uitgegeven door het museum, intussen opbrengen (laat staan wat het werk bij veiling zou opleveren, zoals éen of andere drop-wethouder onlangs voorstelde; ik vermoed tussen de € 80.000.000,00 en € 100.000.00,00 en het hangt er gewoon zonder glas ervoor!).
Het werk dat dan ontbreekt in de kelder-boot sale is het magistrale Flowers-schilderij van Warhol.
In het begin, net na de aankoop door Wim Beeren, was ik er een beetje pissig over, omdat het nogal wat craquelures in zich droeg, ondanks zijn jonge leeftijd, omdat Andy het waarschijnlijk ergens, middelmatig opgerold, weggelegd had tot zich een museumdirecteur uit Amsterdam zou aandienen.
Het is zo groot, zo prachtig, zo droevig, zo hard, zo gevoelig, dat het tot de kerncollectie behoort en niet zou mogen ontbreken in deze tijden. E. kent het en houdt er van en ik ook. Nu hangt er van Warhol slechts éen zeefdruk van 101 cm in het vierkant met het portret van Mao, een werk dat ik aan de muur had kunnen hebben als ik net iets alerter was geweest. Mijn werkgeefster Barbara Farber, begin jaren tachtig, had er thuis een exemplaar van op de wc hangen. Waarschijnlijk had Rem Koolhaas een enorme minachting voor Warhol toen hij, samen met Beatrix Ruf, de presentatie samenstelde. Hield hij zich maar bij zijn megahutjes, of eigenlijk ook liever dat niet.
Natuurlijk wil ik graag samen met E. langs de Vermeers in het Rijks wandelen, of eigenlijk: ervoor stilstaan, langdurig. Nou krijg ik sowieso van veel schilderijen van Vermeer al instant een halve erectie, maar die wil ik graag met E. delen al kent ze het werk net zo goed en houdt ze er evenveel van als ik.
Het zou ook (te) gek zijn om bijvoorbeeld samen de deelverzameling surrealistische kunst in Rotterdam te zien; voor geen van ons beiden een preferent gebied in de geschiedenis van de beeldende kunst. Of om daar om het eigenwijze werk van Maurizio Cattelan heen te draaien.
Voor ons is, zelfs voor ons geestesoog, veel kunst visueel tactiel, dus het lukt af en toe wel om elkaar ook in die liefde te vinden. Maar om vloekend en dansend van enthousiasme door een museumzaal te dwalen, ja, dat wordt wel gemist.
Het is een beetje vergelijkbaar met wat John Baldessari onder andere probeerde uit te drukken in zijn 12-delige werk waarin hij ballen in de lucht gooit in een poging om ze, als drie op een rechte lijn, te fotograferen. Een enkele keer lukt het, maar meestal faalt hij.
Joepie!
Niet echt!
Dat je, alleen of samen, je best doet brengt niet altijd succes. Gelukkig is het proberen zélf vaker de moeite waard. En zonder dat je de fiets, een taxi of de trein nodig hebt.