Vóor het snijden
Omdat ik vanmiddag rode kool met de hand stond fijn te snijden en E. me net vraagt of ik daarbij niet de mandoline heb gebruikt, herdenk ik het feit dat ik bij éen biologieleraar, die me twee jaar in mijn middelbaar onderwijs begeleidde, altijd de beste microscoop van de school ter beschikking gesteld kreeg. Het kan goed zijn dat dat het geval was omdat ik een klas doubleerde en hem dus, als docent, in de herhaling kreeg en hij me beter kende, maar voor hem was de reden dat ik blijkbaar spectaculair dunne preparaten van groente en fruit kon snijden, bijvoorbeeld van de ui met van die fijn grote cellen. Dat, na het inkleuren van de betreffende plakjes, bij het natekenen van wat ik in de vergrotingen waarnam geheel niet bleek te corresponderen met wat elders reeds in laboratoria was onderzocht, was voor mij enerzijds een teleurstelling. Aan de andere kant bevestigde het mijn nog niet geheel compleet geformuleerd gevoel dat ik dingen anders waarnam dan anderen en dat dat verder geen enkel probleem opleverde. Niet voor mijn kijk op het leven en niet voor degenen die daarmee te maken kregen.
Het was zo’n beetje dezelfde periode dat ik met van alles en nog wat kennis leerde maken. Zo kregen we een schooluur of wat later onze leraar maatschappijleer die ons vertelde dat hij tijdens de oorlog in Papoea Nieuw Guinea tevergeefs de slagader van het voorheen aanwezige been van een vriend had geprobeerd af te knijpen. Hij probeerde ons leerlingen op de katholieke school op meerdere manieren veel wijs te maken, maar zijn persoonlijke en klaarblijkelijk traumatische verhaal vormde onderdeel van zijn jaarlijks repertoire en wie kon hem dat kwalijk nemen. Thuis werd er nauwelijks over de oorlog gesproken, op z’n hoogst over de vrolijke rafelrandjes. Mijn moeder was wat opener dan mijn vader, zeker over haar uiteindelijk opgepakte, afgevoerde en vermoorde broer, maar we komen op dit moment meer te weten over de gevolgen, praktisch en psychisch, van Corona dan over de schilfers van het leven van mijn ouders in die periode.
Van de muziekleraar leerden we Amerikaanse volksliedjes die vanwege onze jaren zestig weer in de belangstelling waren geraakt. En mijn schoolvriendjes leerden me songs kennen die op de distributieradio thuis nooit aan de orde kwamen. Een paar jaar eerder ging ik al met mijn moeder naar de Beethoven-cyclus in het Haarlems Concertgebouw, het orkest vaak onder leiding van André van der Noot, die ooit bij De Vijfde (die begint met een kwart tel pauze!!) eens, in zijn enthousiasme, de gehele partituur van de symfonie van het dirigeertafeltje sloeg, maar de boel toch tot een goed einde wist te brengen.
Ik vind snijden, fileren ook, een fijne bezigheid. Het uiterst scherpe mes, dat met enige regelmaat geslepen wordt, maar zonder uitzondering altijd even langs het aanzetstaal gehaald, en dat zich vrijwel moeiteloos door de groente, vlees of vis beweegt, gestuurd door mijn hand en door mijn concentratie om in volstrekt gelijke plakjes of fliebertjes te resulteren. Als je, zoals gisteren, de rode kool op een heel laag vuurtje urenlang wilt laten stoven, terwijl ze niet papperig mag worden (met nog een beetje beet, bedoel ik), moeten de sliertjes heel dun zijn. Niet zo cel-dun als de ui op school, natuurlijk, al zou het me niets verbazen als Ferran Adrià (networth $ 5.000,000,00) in zijn laboratorium (dat van zijn broer Albert, vooral, zagen E. en ik laatst in een documentaire) ook daarvoor een recept heeft ontwikkeld. Maar meer dan twee millimeter breed mogen ze bij mij in ieder geval niet worden.
Net als een dirigent moet elke kok vooral de gedachte in het hoofd houden: “Wat komt er zo dadelijk voor taakje?”. Met de vraag “wat zullen we nu weer eens doen?” gaat, zeker in de professionele keuken, veel te veel tijd verloren. Net als met een partituur dien je, vóor het betreden van de keuken, jezelf het recept eigen te maken, te inneren ( om een door verder niemand gebruikt, maar voor mij reeds aftands neologisme toe te passen).
Eigenlijk snij je met taal ook aspecten van het leven, van je bedoelingen, in plakjes om die, na ampele overweging, in een mooie compositie aan de oren van een goed verstaander op te dienen. Tenzij je je met iemand op wie je verliefd bent erotisch verwikkelt of in een ongecontroleerde woedeaanval. Tijdens een gesprek met een gelijkwaardige en geïnteresseerde partner kunnen die schijfjes taal best heel dun zijn, waarbij die van de woorden en hun volgorde nog fijner mogen zijn. Steeds dieper gaand kleur je langzamerhand cellen in en komen de chromosomen van jezelf en de ander bovendrijven. Soms lukt het met elkaar om DNA te delen.
Zo sprak ik gisterenavond en vanmorgen met E. over het lezen van literaire teksten in de oorspronkelijke taal waarbij je de taal van de schrijfster of schrijver kunt savoureren en eventueel fileren. Bij een vertaling, hoe goed ook, worden die mogelijkheden beduidend ingeperkt; de keuzes van de verteller, worden dan voor een belangrijk deel in alternatieven opgediend, die in het beste geval een nieuw idioom opleveren, maar nooit gelijkwaardig zullen zijn aan de kruidigheid, het mondgevoel, het pittige of romige van de oorsprong. In het Engels bestaat het fraaie begrip word salad, waarbij de ingrediënten van een tekstgerecht zonder begrip, smaak en gevoel bij elkaar zijn gegooid op een verwarrende en weinig intelligente wijze. Julienne of brunoise gekozen woorden zijn precies en effectief wanneer ze in de juiste menging worden opgediend en in correcte relatie tot het formaat van de andere elementen van de zinnen. Sommige schrijvers zijn tovenaars met taal waarbij alliteratie, binnenrijm, juiste synoniemen en de volgorde van woorden en mededelingen de helderheid, de jus of de poëzie van het geheel bepalen. In die zin kunnen woorden, als bakkende reepjes spek in een koekenpan, dansen, huppelen, maar dat is geloof ik een open deur. Maar net zoals iemands motoriek op grote afstand te identificeren is, zo lezen de teksten van een persoonlijk formulerend schrijver als handschriftelijk onmiskenbaar. Of dat de eerste helft van het oeuvre van The Beatles niet te verwisselen valt met welke andere popgroep dan ook. Of neem de laatste, 32ste, pianosonate van Van Beethoven waarin elke noot, na meerdere keren beluisteren, als een blokje wortel zijn toon speelt in een transparante groentebouillon.
Voorgaande millefiori van overwegingen en associaties, teweeg gebracht door het snijden van rode kool en de door E. gestelde vraag die daarmee verband hield, kregen vanochtend een vervolg in het overwegen van de aanschaf van de Nederlandse vertaling van de korte verhalen van Truman Capote (die een verzamelaar was van millefiori en andere presse-papiers).

Ik ben een parmantig pleitbezorger van het lezen in de oorspronkelijke taal al kan ik niet meer dan me beperken tot het Engels, want al lukt me enig Duits een beetje, ik beheers, wat talen betreft dan, verder helemaal niks, al volg ik de Tour de France op de tv in Frankrijk vrijwel probleemloos.
Capote is, in het Engelstalige gebied, mijn grote held en ik herlees dan ook op permanente basis zo’n beetje alles wat hij ooit schreef, elke keer weer zijn vilein, zijn teerheid, zijn formuleringen, proevend op mijn tong, met mijn oren en mijn hoofd, zelfs hardop lezend, af en toe. En soms denkend: Hoe zou ik dit fragment in godsnaam en met behoud van waarachtigheid in het Nederlands over kunnen zetten (wat op deze manier gezegd net geen germanisme is, meen ik)?
Gisteren kocht E. de vertaling van In Cold Blood, In koelen Bloede, dus, door Thérèse Cornips, vooral bekend als vertaalster van A là Recherche du Temps Perdue dat ik las toen ik 18, 19, 20 was. Capote, die ook een groot liefhebber van het werk van Marcel Proust was, al las hij het nooit in het Frans, verkeert dus in prachtig gezelschap. Omdat E. meteen begon te lezen, om de hoek van de boekhandel waar we het mochten afhalen en gezamenlijk gezeten op een wild bankje aan de Brouwersgracht, kon ik, naast Truman’s eigen inleiding, slechts een paar zinnen op voornoemde waarachtigheid toetsen. Nou, geweldig! En ik ken het boek bijna uit m’n hoofd, al durf ik het zo goed als niet meer te lezen vanwege de spanning en de ontroering. En vandaag kreeg ik van E. de eerste roman van Capote, in vertaling van Clare Lennart, cadeau, de eerste druk, die driekwart jaar, in 1949, na het Amerikaanse debuut uit 1948 al kon verschijnen: Other Voices Other Rooms, later in het Nederlands in letterlijke vertaling gepubliceerd, maar mijn exemplaar is nog door De Blauwe Distel tevoorschijn getoverd als “De Herfst van een Jeugd”.
Omdat ik de hele rooie kool meteen opsneed is de helft van het uiteindelijke product de vriezer ingegaan. Dat zal de kwaliteit alleen maar bevorderen omdat de celstructuur nog verder aan gort raakt dan door het stoofproces alleen. Zoiets moet onder de microscoop ook zichtbaar zijn, maar mijn laat-19de-eeuwse exemplaar bevindt zich in mijn opslag. Ik herinner me dat hij, bij het openen van de kist waarin deze zich bevindt, een ingedikte rijkdom aan geuren prijsgeeft, iets kamferachtigs, maar ook een ander exotisch scala aan neuservaringen. Versneden kruiden en conserveermiddelen, waarvan de laatste al lang verboden zijn. Een amalgaam dat mijn grootvader, of zijn vader, waarschijnlijk nog wel in zijn samenstellende onderdelen uit elkaar had weten te ruiken, maar nu een ratatouille is geworden. Daarnaast de preparaten met stukjes bijenvleugel, een vlo en onbestemde plantenresten. De extra oculairs verhelderen intussen weinig meer. Hij zou eens opgepoetst moeten worden. … zoiets
Als je gaat snijden in dingen wordt alles kleiner; dat is in ieder geval in de keuken zo. Als je gaat snijden in het vlees van je eigen ervaringen worden zaken soms groter. Het adagium dat groter altijd beter is gaat hier niet op, in ieder geval bij mij niet. Nou ben ik niet nostalgisch aangelegd, in positieve noch negatieve zin, dus heel erg kwetsbaar voel ik me niet, al was het in mijn verleden soms anders. Een julienne gesneden winterwortel wordt nooit meer een geheel en kan alleen maar bijdragen aan de mirepoix die we van ons leven maken. Naast ui en bleekselderij voeg ik graag, maar tegen de regels in, ook graag wat venkel toe.

Een combinatie van verse kruiden, bij elkaar gebonden met een keukentouwtje, definieert en complementeert dat alles tot wie ik ben, tot hoe ik schrijf, met welke woorden, en wat ik zeg en hoe. De vertaalslag zal de lezer mogen maken.
En liefde is ook een kruid al valt ze met geen microscoop waar te nemen of aan te tonen. Maar als alles loopt als Daphne Schippers proef je het door elke bereiding heen. En als alle woorden broers en zussen worden en in een mooie volgorde geboren, ontstaat een signatuur, een vingerafdruk, een genenpatroon.