Nu ik met dit nummer aankom staat het eenieder vrij om tegen mij te zeggen: “Hans, je moet, in deze categorie, wel een beetje snoeien” Zoals aan die alsmaar wilder uitbottende Glansmispel met zijn mooie buitenste rode blaadjes die soms geeneens geen bloemen geeft of de Liguster (die zijn eigen vlinder heeft, alhoewel hieronder beslist niet op ligustergroen gefotografeerd want het blad lijkt meer op dat van de esdoorn, de maple leaf, die in in het rood de Canadese vlag siert):

Daar heeft Eenieder gelijk in.
Dit lied is echter een soort dubbelloopsgeweer waarbij het ene schot hagel het pessimisme en het andere het optimisme vertegenwoordigt. Daarnaast is het, door compositie en uitvoering, opwekkend en hilarisch (en ook zeer zorgvuldig). Tegelijkertijd is het de vraag of het nou sugar coated treurnis is, of salt coated geluk. Soms, zoals ik wel vaker meld, weet ik het gewoon niet. Mondiaal ken ik er geen equivalent van, in ieder geval.
Ik probeer steeds uit te stellen om jullie hier met deze Armand (god (hij was duidelijk atheïst) wat heeft hij toch fantastische composities geschreven, even zo goed als Boudewijn de Groot/Lennaert Nijgh) te confronteren, want ik wil er eigenlijk veel meer omheen lullen. Misschien komt dat later nog wel een keer, dus vooruit dan maar, bij deze, veel plezier en geluk ermee, au revoir, vaarwel, tot gauw, &c.