Omgaan met kwijt zijn

Naarmate voor het eerst de datum van de sterfdag van E naderbij begint te komen begin ik me in toenemende mate ongeruster over mezelf te voelen. In vooralsnog vrij lichte mate borrelt en pruttelt het bij mij vanbinnen, terwijl er van daaruit geen helder beeld opdoemt dat toelicht of het gaat over angst, gemis of verdriet. ‘Onbestemd’, wordt dat genoemd, geloof ik. Eerlijk gezegd baart dat me zorgen, zeker omdat ik niet kan overzien waar het binnenkort –we spreken op het moment van dit schrijven over een week of drie- op uit gaat lopen.
Het afgelopen kleine jaar begon ik, direct na het ceremonieel afscheid, met het schrijven van de door mij als ‘dagberichten’ betitelde stukkies, ruim twee maanden achter elkaar en vrijwel dagelijks. Daarin bracht ik, zeg maar op de bonnefooi, mijn op dat moment contemporaine gedachtes onder: reflecties op E, op ons samenzijn, en op mezelf in die eigenaardige, plotseling opgedoken E-loze situatie. Als ik op die periode van dat schrijven terugkijk kan ik niet anders concluderen dan dat er een heilvolle werking van is uitgegaan. Het afgelopen jaar, zo voel ik dat, heb ik me, mede bijgestaan door lieve mensen om me heen, een stabiele constitutie weten te verwerven die me steeds een leven voorschotelt waar ik goed mee overweg kan. Natúurlijk bevat mijn bestaan een groot gat, een E-vormige Bermudadriehoek, maar daar blijk ik intussen, navigerend en nadenkend, omheen te kunnen laveren. Ik ben me ervan bewust dat ik mede dankzij E besta en dat ik dat bestaan nu mag ondergaan als het mijne, verrijkt door wie wij samen te kort geweest zijn.
Ik ben geen aanhanger van tijd, want die accepteer ik vanuit een onvermijdelijk zandloperperspectief, ook al springt me een agenda af en toe te hulp. Noch ben ik een liefhebber van leeftijden omdat ik me daarin meestal vergis en ik ze dus, jong of oud, onder- of overschat, soms zelfs wanneer het die van mezelf betreft.
Een bestaan in een permanente dimensie zonder E heb ik in de loop van de tijd weten te vermijden. Toch voorvoel ik nu dat er op de kalender iets naderbij komt, als in een film waarin een aankondiging van onheil verdekt wordt opgeroepen. Iets waaraan ik me, als hoofdrolspeler, vooralsnog niet zal kunnen onttrekken. Zonsopgang en –ondergang zijn een wetmatigheid, maar verjaardagen, jubilea, data in het algemeen, zijn, als we er even bij stilstaan, eigenlijk totaal fictief; een poging, een regulering, van het idee dat het zo dadelijk anders, misschien wel nieuw, zal zijn dan zojuist. Ik heb een pesthekel aan nostalgie, waarom weet ik niet. Ik bekijk nooit foto’s van vroeger, ik haal nooit herinneringen op, ook al realiseer ik me dat de daarin vervatte ervaringen me aan het maken zijn tot wie ik nog steeds aan het worden ben, tot ze me completeren als ik sterf.
E werd dus, bijna een jaar geleden, dood en daarmee compleet, en het lijkt erop dat ik daarbij stil dreig te gaan staan. Maar dat wíl ik helemaal niet! Ik wil niet dat het symbolische jaar dat sindsdien voorbij is gegaan me terugtrekt in een Efteling van hoe haar, ons en mijn leven toen was. Vaak vind ik nog een haar van E op een kledingstuk of op de bank, ik loop over de vloer die we samen legden, nog steeds adem ik hier in huis haar adem, lees haar teksten, kijk met haar ogen en denk met haar mee. E is er voor mij elke dag en ook morgen zal het wat dat betreft niet anders zijn. Dus hoe E bestond, voor zichzelf en voor mij, is mijn wereld geworden. Haar liefde is in mijn knapzak terecht gekomen. Bij uitzondering is het besef daarvan zwaar, maar in de regel wordt mijn tred er in dankbaarheid door verlicht en dat wil ik graag zo houden, omdat ik mijn eigen rivier aan het vinden ben.

Gepubliceerd door hnsgls

Het is me intussen, omdat het me inviel, duidelijk geworden dat ik vignetten schrijf. Geen korte verhalen. Een soort broche, dus, of een dasspeld of een oorbel die ik aan mijn leven vastprik. Dat er thematisch weinig touw aan vast te knopen valt neem ik op de (ver)koop toe. Terugkerende gegevens zijn de beeldende kunst, architectuur, de liefde, taal en mijn wens om zoveel mogelijk zaken in het leven met elkaar te verbinden. Daarnaast publiceer ik af en toe een e-mail die ik aan deze of gene schrijf of heb geschreven. Mijn profielfoto is dertig jaar oud en een deel van een portret van drie galeriehouders, Milco, Adriaan en mezelf, dat in 1990 gemaakt werd door Paul Blanca. Speels doel van Paul was, denk ik, om ons er zo ijdel mogelijk op te zetten en dat lukte goed.

Plaats een reactie