Een vrij onverwachte, maar verheugende ontdekking

Lieven Hendriks – ‘Antenna’, 2009 – 55 x 45 cm – acrylverf op linnen

Van de week was ik in een opslag waar zich nog(al) wat kunstwerken en andere goedbedoelde zaken bevinden. Samen met C, mijn lieve en behulpzame broer, was ik een week daarvoor al begonnen met het eindelijk eens inventariseren van die hele zooi. Daarin werd ik waarschijnlijk aangemoedigd door (ten eerste) het gegeven dat die opslag binnen afzienbare tijd ophoudt met opslaan, en (B) mogelijk door het feit dat E al anderhalf jaar theoretisch bezig is met het uitbenen van haar boekencollectie om uiteindelijk tot een kernbibliotheek te komen die haar de rest van haar leven gaat vergezellen. Weliswaar komt er elke week wel weer een nieuw boek binnen, of twee, maar haar voornemen is wegens meerdere aspecten ingrijpend en bewonderenswaardig. En ze komt de laatste tijd wel erg dicht in de buurt van de praktische aanvang van het project. Nou ja, iets dergelijks speelt bij mij dus ook, maar dan anders.
Als mens met een verzamelaarsnatuur (als begin sigarenbandjes (mogen niet meer), toen Karl May-pockets (ook gecanceld), daarna postzegels (worden almaar zeldzamer) en uiteindelijk muziek en kunst) ben je vanaf een bepaald moment niet meer in staat om het volledige bestand van de objecten in je geheugen op te slaan en kun je, bij zo’n beschrijvingsactie, nog voor aardige verrassingen komen te staan. Eén daarvan betrof deze keer het schilderij van Lieven Hendriks, ‘Antenna’ uit 2009, dat ik niet vergeten was, al zat het, na de (boedel)scheiding niet meer als mijn bezit in mijn hoofd. Hoera!, dus. En het paste, inclusief bubbeltjesplastic, precies in de ruime boodschappentas die ik met vooruitziende blik had meegenomen. Eenmaal thuis bleek E instant verrukt over de trouvaille en staat het nu, op een Verner Panton-kussen, op een Martin Visser-fauteuiltje in afwachting van plaatsing ergens aan een wand. Dat laatste wordt een beetje een probleem want (A) heel veel ruimte is daarvoor niet meer en (ten tweede) verdraagt niet elk reeds hangend werk dit schilderij naast zich. Ophangen is echter een dwingende noodzaak voor dit werk omdat het mede een wand als onderwerp van de voorstelling heeft, dus zo op dat kussen ‘doet’ het ’t niet.

Wat zien we (een vraag die jarenlang op educatieve plaquettes werd gesteld in menig museum)? Het onderhavige werk is 55 x 45 cm groot en toont op eerste blik een grillige en ietwat stugge zwarte lijn op een wit vlak, en twee donkere rondjes, éen links van het midden boven en éen dicht bij de rechter onderhoek. Maar dan gaan we kijken: de zwarte lijn blijkt uit de natte, witte verf getrokken te zijn waardoor de donkere onderlaag die lijn is gaan bepalen. De witte verf, overigens, is met een behoorlijk grove kwast en nogal losjes min of meer horizontaal over dat donkere vlak aangebracht, niet echt dekkend; denk aan het witten van een grauwe muur die zéker nog een tweede laag nodig heeft wil het resultaat enigszins bevredigend zijn. Al vrij snel trekken we de visuele conclusie dat we een dikke metalen draad voorgespiegeld krijgen die ruim en nogal oenig opgerold is, maar waarvan de onwillige uiteinden een eigen leven blijven leiden. Die conclusie wordt versterkt wanneer we eenmaal hebben opgemerkt dat die zwarte rondjes spijkers in de muur voorstellen die de draadvorm hangend houden. We kijken recht op de spijkerkoppen en die zijn de moeite waard om van nabij te bezien. Want waar de ‘grotere mededeling’ van de voorstelling met losse gestiek tot stand is gekomen blijken die koppen, met een pietepeuterig penseel, voorzien te zijn van het orthogonale patroon dat grotere spijkers eigen is om te voorkomen dat bij het inslaan ervan de hamer er vanaf schiet. Een fijnschilderkunstig elementje, dus, inclusief een glimmertje op de bovenkant van de kop dat aangeeft dat het licht daar vandaan komt. Dat laatste wordt nog eens bevestigd door de vermoedelijk finale handeling van de schilder: de schaduwlijnen in lichtgrijs onder de metalen draad en in de vorm van een omgekeerde ‘V’, die buiten beeld twee lichtbronnen suggereert, onder de twee spijkers. Het op het eerste gezicht platte, grafische beeld heeft zich door ons kijken ontwikkeld tot een overtuigend driedimensionaal trompe l’oeil, waarvan, als het eenmaal aan een witte wand hangt, een nogal dwingende en blijvende kracht uitgaat.

Je kunt je natuurlijk afvragen of er voor een dergelijke voorstelling wel een noodzaak, laat staan een rechtvaardiging bestaat; waarom niet een schotel met blozende appels, of ‘Cathedra’ van Barnett Newman?
Voor Lieven Hendriks zijn de kleinste details in wat hij dagelijks om zich heen ziet van groot belang; de gekste dingen kunnen hem nieuwsgierig maken en aan het mijmeren brengen, vaak vergezeld van de afweging of iets de mogelijkheid oplevert en de moeite waard is om het op interessante manier tot een schilderij te verheffen. Voorbeelden daarvan zijn: nuances in kleur, de druppels op een raam, hoe een (wolken)landschap zich aan ons voordoet, een kogelgat in een autodeur. Ach, google zijn werk maar.
Zoals trouwe lezers van mijn blog of posts wel zullen weten ben ik een enorm bewonderaar en liefhebber van het oeuvre van Lieven Hendriks. Vrijwel kritiekloos, eigenlijk. En al blijf ik met een scherp oog zijn ontwikkelingen volgen, hij laat mij (en velen met mij, gelukkig) steeds van de ene verbazing in de andere vallen. Zijn werk roept bij mij geen vraag naar noodzaak op, eerder het omgekeerde: zijn schilderijen dringen zich aan me op als resultaten van een tamelijk geniale kunstenaarspraktijk waarbij zijn kijken naar de wereld me net zo intrigeert als de resultaten daarvan in zijn uitvoering. Daar ervaar ik de noodzaak om ernaar te kijken en ervan te genieten. Ze werken, elke keer opnieuw, als een soort versnellingsbak voor hoe ik me in de wereld beweeg, hoe ik over dingen nadenk en hoe ik kijk naar alles om me heen. Mede door het werk van Lieven Hendriks blijf ik gelukkig, alert, maar ook steeds lichtelijk uit het lood.

Gepubliceerd door hnsgls

Het is me intussen, omdat het me inviel, duidelijk geworden dat ik vignetten schrijf. Geen korte verhalen. Een soort broche, dus, of een dasspeld of een oorbel die ik aan mijn leven vastprik. Dat er thematisch weinig touw aan vast te knopen valt neem ik op de (ver)koop toe. Terugkerende gegevens zijn de beeldende kunst, architectuur, de liefde, taal en mijn wens om zoveel mogelijk zaken in het leven met elkaar te verbinden. Daarnaast publiceer ik af en toe een e-mail die ik aan deze of gene schrijf of heb geschreven. Mijn profielfoto is dertig jaar oud en een deel van een portret van drie galeriehouders, Milco, Adriaan en mezelf, dat in 1990 gemaakt werd door Paul Blanca. Speels doel van Paul was, denk ik, om ons er zo ijdel mogelijk op te zetten en dat lukte goed.

Plaats een reactie