De tijd ijlt maar voort, om maar eens met weinig bombarie de huiskamer binnen te stappen. En Tijd is God, formuleerde ik intussen vele jaren geleden. Tijd creëert, bouwt op, maar breekt ook net zo goed weer af om de resten van wat ooit was te herschikken. Niet dat de tijd een rib uit Adam’s borstkas frummelde om tot Eva te komen, maar je begrijpt toch hopelijk wat ik bedoel.
Ik ben geen filosoof, op z’n hoogst een keer of twee, drie per jaar en dan heel kort, maar zo-even geleden, toen ik peinzend en rokend naar de gierzwaluwen stond te kijken en te luisteren (net als het geplop van de tennisballen tijdens Roland Garros en Wimbledon voor mij al tientallen jaren onmisbaar aan de zomer gebonden) ik ineens bedacht dat mijn teksten, die ik al jaren ‘vignetten’ noem, als verzamelbegrip eigenlijk ook ‘cameeën’ zouden kunnen heten. In mijn recent nog niet verschenen bundeling van mijn schrijfsels, getiteld Zonder Parachute, of in de toekomst mogelijk Zonder Valscherm, komen allerlei onderwerpen bij elkaar waarin ik per stuk tekst ook nog eens allerlei lagen aanbreng die, voor de oppervlakkige lezer, op het eerste gezicht geen fluit met elkaar te maken (lijken te) hebben. Volgens een redacteur van een uitgeverij die een exemplaar van mijn verzamelwaardige eerste zelf gepubliceerde oplage van vijf las (in ieder geval een vijfde ervan, aan de openslag van de rug te zien toen ik het weer ophaalde), is het voor hunnie als publishing house allemaal ‘te eclectisch’, maar ‘niet slecht geschreven’. Nou, van dat laatste steekt een mens toch weer wat op.
Met een beetje goeie wil zou je dat eclectische ook ‘gelaagdheid’ kunnen noemen. Voor de gemiddelde (?) columnist verstoren teveel lagen de meestal tamelijk rechte lijn die de schrijver voor haar of zijn redenering of bewering nodig heeft. Voor mij zijn associaties van groot belang om de lezer, volgend op mijn uitwaaierende gedachtenspinsels, tóch een bepaalde richting op te krijgen. En niet in de laatste plaats mezelf, trouwens, tijdens het schrijven.
Een camee is een uit steen of schelp gesneden voorstelling, vaak een portret, maar er zijn genoeg andere figuratieve voorbeelden te vinden. De Romeinen maakten ze al. Het materiaal is echter altijd, vooral in kleur, gelaagd waardoor bijvoorbeeld het meisje, in een soort albast-wit reliëf, tevoorschijn wordt gehaald op een al dan niet gedecoreerde ondergrond van blauw, aardkleurig of parelmoer en daarop lijkt te zweven. Soms heeft de snijder in het gezicht gebruik gemaakt van kleine kleurverschillen in het wit om bijvoorbeeld een wang of het haar een accent te geven. Het subject wordt in het beeld uit- en opgelicht, figuurlijk en letterlijk, in tegenstelling tot een zegelring met een ingesneden gravure die bijvoorbeeld een adellijk wapen (of aanstellerij) beoogd te zijn.
– tekst gaat verder onder de afbeelding –

Die stenen en schelpen zijn in de loop der tijd gegroeid, laag over laag, gestuwd door een dier, vaak een oester, of onder druk van aardlagen of temperatuur. Een camee is niet de steen of de schelp zelf, maar het resultaat van handelingen daaraan verricht door een ambachtsman of een kunstenaar, die ‘de inhoud’ van het materiaal willen bezweren, onderwerpen, verrijken.
Als ik schrijf naar aanleiding van een idee, als begin, weet ik vrijwel nooit waarnaar dat begin zal leiden (vandaar Zonder Parachute/Valscherm). Maar ik heb nooit last van een Horror Vacui. Want ik moet dus met veel plezier in mezelf snijden, me vrij laten vallen, mezelf toestaan om me te laten gaan, omdat ik het vermoeden heb dat ik kleur- en associatielagen kan ontdekken die uiteindelijk tot een vorm van samenhang leiden en die een lezer mogelijk meeslepen. In mezelf, waarin ik een minuscuul deel van een intussen 66-jarige wereld gespiegeld weet.
